Na alle stormen en slagregens is het weer, weer een beetje zoals in de zomer.
Wat een zaligheid.
zomer
oh,
al dat weelderige groen
in stralend licht,
ik zucht en wentel,
keer mij om en om,
ach,
laat dit
NU
maar heel lang duren.
Na alle stormen en slagregens is het weer, weer een beetje zoals in de zomer.
Wat een zaligheid.
zomer
oh,
al dat weelderige groen
in stralend licht,
ik zucht en wentel,
keer mij om en om,
ach,
laat dit
NU
maar heel lang duren.
in het zijn
met dat wat is
rijst
de zo-heid
van de dingen
en
precies
hier
ontspringt
het allertederst
mededogen.
terwijl het vuur
oplaait
aan de andere kant van de wereld
voer ik mijn strijd
voor het behoud
van de laatste strijdlust
in mijzelf
geen vlieg
is er te zien
in de kale kamers
van de vrede
zo voltrekt zich alles
overal
terwijl niemand zeker is
van het gebeuren
Tsjêbbe Hettinga
1949-2013 uit de bundel: Het vaderpaard
Hij is een Friese dichter. Een van de grootsten van de lage landen. ‘Zijn lyriek is een windhoos, een onstuimig lied vol liefde, landschap en hunkering” aldus David Van Reybrouck
Weten
in
ieders
zacht en teder weten
van
stilte van geluid
van
niet bewegen van beweging
rijst en daalt
het Al – Zijn
van de tijd.
Wolken, zo hoog
zo wit
zo stralend
in het eindeloze blauw
bijna, zo hoog
zo groot, zo wit, zo stralend,
als het Licht, in mij en jou.
Vroege vogelgesprekken moeten
haast toch wel over bloemen gaan?
Denk jij ook niet?
Op de zitmat
verzonken
in de adem van
Al-tijd
passeren velen in het Hart
en ook de lijstjes voor de bakker en C1000
dan is het weer tijd
te buigen
voor het leven.
Ren jij
dan ren
ik ook.
O, wacht,
ik zal je krijgen
Maar niet heus.
Ik vlieg voorbij
vlak onder je neus,
sneller
dan mijn staart
kan kwispelen.
Ren jij
dan ren
ik ook.
Mijn gedachten zijn
niet jouw gedachten,
jouw gedachten
zijn de mijne niet.
Wat een ruimte.
een spitsmuisje
viel over de rand
van een zwembad,
zwom voor haar leven.
wist ze
van de hand die haar terugzette
op de rand,
van de genade die ze kreeg?